Skip to content
Renovatie DNB: “Nek uitsteken voor circulariteit”

Renovatie DNB: “Nek uitsteken voor circulariteit”

De technische installatie was einde levensduur, er waren lekkages en aan de buitenkant kwamen tegels los van het 50 jaar oude hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank (DNB), aan het Amsterdamse Frederiksplein. Ook gebruikte het gebouw veel aardgas en stootte dus veel CO2 uit, terwijl de economen binnenin het gebouw steeds vaker rapporten schreven over het nut van duurzaam investeren. Alle reden dus om het pand van deze centrale bank totaal te renoveren. De verbouwing is in volle gang, DGBC nam een kijkje achter de schermen.

“We hadden energielabel G, omdat ze niet lager geven. Maar het was gewoon niet meer te meten”, vertelt Maaike van Leuken, programmadirecteur huisvesting tijdens een bezoek aan de bouwplaats. Hoewel straks de energie- en CO2-besparing dramatisch zal zijn, is dat zeker niet het enige duurzame aspect van de renovatie. Circulariteit is het toverwoord.

IJskelders
Waar zien we dat terug? Dat is best lastig, weet Evert Jan Bronda als projectmanager Frederiksplein: “Het circulaire is het onzichtbare, minst grijpbare deel. Gezondheid en duurzaamheid kun je nog best grijpen, identificeren, maar circulariteit gewoon nog niet. De meest zichtbare circulaire keuze is om hier te blijven. Want er is al een heel goed gebouw. Naarmate ik me meer en meer verdiepte in het gebouw, raakte ik meer gecharmeerd van de vooruitstrevendheid die in de jaren zestig in dat ontwerp en in dit gebouw zaten.”

In de ondergrondse kluizen lag bijvoorbeeld niet alleen de Nederlandse goudvoorraad. Terwijl Bronda vanaf de begane grond in een gapend gat twee verdiepingen omlaag kijkt: “Wat nu heel erg modern en duurzaam is, zijn ijskelders. Die zitten hier dus al 50 jaar in, voor de koeling van het gebouw. Want dit gebouw was ook bedoeld om zelfvoorzienend te zijn in crisistijd.”

Alles opnieuw ingezet
Op pad naar de derde verdieping voegt de bouwkundig projectmanager nog een economische component toe aan de circulaire overwegingen: “Stel dat je het gaat vergelijken met nieuwbouw. Dus hier weggaan, slopen, bouwen op een nieuwe locatie – en dat hebben we allemaal berekend – dat is veel duurder. Dus wat wij doen, is de beste financieel-economische oplossing. Daarbinnen zoeken we de maximale waarde van duurzaamheid, circulariteit en hergebruik. Alles wat we kunnen, gebruiken we opnieuw – of hier op locatie, of wordt in een tweede, derde of vierde loop ergens anders ingezet.”

Dat blijkt op gebouwniveau. Bronda: “De meest opvallende – en circulaire – ingreep was om de ronde toren te slopen; die hoorde niet bij het oorspronkelijke gebouw. De toren werd zo keurig mogelijk gedemonteerd en afgevoerd met elektrische boten naar Amsterdam Noord. Daar worden alle onderdelen weer gebruikt voor woningen voor ouderen met een zorgvraag.”

Van Leuken wijst daarbij op de belangrijke functieverandering: “Ze worden nu niet alleen gebruikt om te werken, 5 dagen per week tijdens kantooruren, maar om in te wonen. Zeven dagen per week, 24 uur per dag én met een woonbestemming. We hebben ons dan ook afgevraagd: hoe kun je dat nou gaan waarderen?”

Meetbaar
“In het begin hadden we wel ‘circulariteit’ als een soort van eis of ambitie staan. Maar hoe dan, en wat dan?”, zo herinnert Bronda zich. “Uit het denken daarover kwamen die ideeën voor de toren en ook om te kijken of we het meetbaar kunnen maken. Samen met CB’23 hebben we de materiaalimpact en de milieu-impact inzichtelijk gemaakt. Dan ga je zien in welke onderdelen van het gebouw de impact zit. We hebben ontdekt dat we nog een wereld te winnen hebben in de isolatie. Gelukkig is heel veel staal, aluminium en glas al wel in een nieuwe look te brengen of te hergebruiken. Nu zijn we met CB’23 ook bezig om de economische waarde daarvan meetbaar te maken. Dat micro-economische voorbeeld raakt hier het macro-economische beleid van de bank – en dat is ook wat we hiermee willen.”

Het rekenwerk is nog volop gaande, terwijl heel veel ouds hergebruikt kon worden en heel veel nieuws niet eens nodig was. Van Leuken: “We hebben 70.000 ton aan primair materiaal minder hoeven gebruiken door hier elementen die goed zijn, opnieuw te gebruiken. En wat er wel afgevoerd werd, ging de recycling in. Een bedrijf in Zaandam maakt weer de oorspronkelijke grondstoffen van beton. Door deze technologie wordt 75 procent minder CO2-emissie veroorzaakt dan bij regulier beton. Een voorbeeld: het beton van rondom de kluis wordt opnieuw gebruikt; deels komt dat terug in ons nieuwe kantoor. Zo leveren we dus de grondstof voor volledig circulair beton, geproduceerd uit slooppuin. Maar we hebben niet al het vrijkomende beton nodig in het gerenoveerde pand. Het overtollige beton wordt gebruikt voor sociale woningbouw - 200 woningen – elders in Amsterdam. Ook op die manier zorgen we ervoor dat dit een duurzame nalatenschap is.”

“Het pand zelf kan weer generaties lang mee. We doen het binnen kostenkader, dat kost veel tijd en inspanning, maar het had niet minder tijd en inspanning gekost als het op de traditionele manier was gegaan. Je moet het lef hebben om te behouden wat goed is. En dan ga je dus niet nog meer grondstoffen verspillen.”

Tevreden stelt ze vast: “Als we op dit moment zouden moeten beginnen, met de kosten van materiaal en de kosten van grondstoffen, dan is de business case alweer veel voordeliger dan een paar jaar geleden.”

Op de top
De renovatie is een sprong de toekomst in, zonder het verleden te vergeten. Op de 16e verdieping kijken we uit over heel Amsterdam, maar met een draai van 180 graden zien we ook de fysieke top van het DNB-gebouw. Die was – in de oude toestand – minder fraai. Bronda licht toe hoe dat zo kwam: “Architect Duintjer wilde in de jaren ’60 hier op de bovenste verdieping een representatieve ruimte hebben, maar was vergeten dat er ook installaties van het gebouw moesten komen. Dus 80 procent van deze verdieping en direct daaronder was installatieruimte. Nu maken we er wel die representatieve ruimte van. Samen met Monumentenzorg gaan we weer terug naar het oorspronkelijke gedachtengoed. We herstellen ‘oude glorie’ die ooit de bedoeling was, maar er nooit kwam.” Van Leuken noemt ook de oorspronkelijke wenteltrappen van Duintjer. “Die komen ook terug, gelukkig zijn die zijn helemaal bewaard gebleven.”

“Monumentenzorg denkt mee en kijkt ook mee” licht de programmadirecteur toe, “ook al is het nog geen monument.”

De waarde van dit iconische en soms verguisde gebouw is op allerlei manieren uit te drukken, terwijl het nu dramatisch veel meer energiezuinig, groen en biodivers gemaakt wordt. Zoals Van Leuken het zegt: “Ik denk dat dit enorm veel waarde gaat toevoegen aan het pand, heel veel waarde gaat toevoegen aan de stad. Denk aan hittestress, biodiversiteit, CO2-uitstoot, energie. Je ziet nu wat het betekent, nu de energieprijzen de lucht in schieten. Wij zijn nu volledig van het gas af. De hele samenleving moet de transitie nog maken, maar wij zijn van het gas af. Niet voor niets kregen we eerder dit jaar al het BREEAM Outstanding ontwerpcertificaat.”

Veranderend karakter
Tot oktober 2019 herbergde het DNB-gebouw de Nederlandse goudvoorraad en het pand was daarom een gesloten bastion. Maar het goud keert niet terug, dus is er letterlijk ruimte voor openheid.

Terug op de begane grond schetsen Van Leuken en Bronda het beeld van de toekomst: “De onderste gebouwlagen zijn toegankelijk voor publiek, hier willen we in gesprek blijven met de samenleving. Opvallend voor elke toekomstige bezoeker is de kluiswand. Die wordt goudkleurig en daarop wordt kunst geëxposeerd en daar omheen worden ook de andere collecties getoond, net als het verhaal van de bank en de ervaring van goud en geld. Die komen terug in dat hele gebied.

Van Leuken: “De kleur van de kluis is gekozen in een samenwerking met de Raad van de Kinderen en de architect. Ze waren het er roerend over eens: dit moet echt zo.”

Vliegwiel
Bronda: “Wat de bank doet, is zichzelf binnenstebuiten keren. Je ziet dat aan de kluis – het goud zit er niet meer in, maar er op. Je mag er nu gewoon in, de bank doet letterlijk z’n deuren open.” De bouwkundige veranderingen sluiten aan bij de veranderende rol van DNB. Van Leuken: Dit project sprak me daarom enorm aan. Als je zegt iets te zijn, waar zie, voel en ervaar je dat dan? En als ‘duurzame welvaart en financiële stabiliteit’ je missie is als organisatie, hoe blijf je dan gezaghebbend in een samenleving die zich zo snel ontwikkelt? Wat laat je dan zien? Een pand, ja dat is een vliegwiel voor je hele organisatie. Dat is een statement. Dus wat we hiermee doen, is zeggen ‘wij staan midden in die samenleving, midden in de stad Amsterdam, in verbinding met de stad.” “Ecologen en alle erfgoedverenigingen van de stad zijn er ook nadrukkelijk bij betrokken” vult Bronda aan. “Het pand wordt behalve op monumentale en stadshistorische waarde ook bekeken op de waarde voor de natuur, voor de aarde. Monumentenzorg begrijpt dat het ons daar om gaat.”

Van Leuken besluit: “In al die kleine dingen laten we op een micro-manier zien waar het ons macro om gaat. Dit pand wordt door velen en met hart, hoofd en handen gemaakt. En lef. Dat zien we ook bij alle MKB-bedrijven waar we mee samenwerken. Als je niet je nek durft uit te steken voor circulariteit, dan gaat er heel weinig veranderen.”

Bron: DGBC

Older Post
Newer Post

Added to cart